Praktijk Rechtswinkel Nissewaard brengt recht in praktijk! De Nissewaardse rechtswinkel zoekt altijd naar de beste oplossingen voor problemen die u aan ons voorlegt. Sommige mensen komen helaas niet op tijd om hun rechten geldend te maken. Andere mensen zijn zich niet eens bewust van de rechten die hen toekomen, en kunnen wij daardoor niet helpen. Reden waarom wij u eens op voorhand benaderen, met een korte voorlichting over een onderwerp waar wij regelmatig informatie over geven. Wij hopen dat u door onze berichten actie zult ondernemen bij een volgende situatie die aanvoelt als onrecht, en dat die actie nog tijdig zal zijn. Let er bij deze artikelen op, dat het recht verandert door nieuwe wetten en nieuwe rechterlijke uitspraken. U kunt derhalve geen rechten ontlenen aan de hieronder geplaatste informatie. Mocht u naar aanleiding van deze korte voorlichting vragen hebben, of over een geheel andere kwestie, dan bent u welkom op ons spreekuur. Garantie Garantie
Als consument koopt u soms een product dat een aanzienlijke aanschafwaarde heeft. Daarbij geldt meestal dat de verkoper of producent een garantie geeft van 1 jaar. Soms wordt nog aangeboden om een aanvullende garantieperiode te verzorgen tegen een meerprijs. Als een product echter 8 jaren behoort te functioneren, dan geldt gedurende die 8 jaren reeds een garantie op basis van de Nederlandse wet. Wat is dan de waarde van die aanvullende garantieperiode die men aanbiedt? De meerwaarde daarvan bestaat eruit dat u, binnen de gestelde voorwaarden, eenvoudiger uw rechten geldend kunt maken. U zult dan geen onenigheid met de verkoper krijgen en wellicht wat extra service. Het is wel van groot belang om dan de bijbehorende voorwaarden te lezen zodat u weet of die aanvullende garantie nog wel enige waarde vertegenwoordigt ten opzichte van uw mate van zorgvuldigheid bij het gebruik van het product. De garantieperiode van een beperkte duur noemt men ook wel een negatieve garantie. Negatief omdat er na die beperkte periode impliciet of uitdrukkelijk geen garantie meer wordt gegeven, en men daarmee meestal afwijkt van het recht op garantie dat de consument in Nederland op basis van de wet krijgt. Als consument heeft u namelijk recht op een product dat een bepaalde periode blijft functioneren zoals u mocht verwachten bij aanschaf. Voor ieder product kan overigens een andere periode gelden. Wat nu als het product wegens onbekende reden niet langer dienst doet? De verkoper dient u tijdens de periode dat het product behoort te werken, op verschillende wijzen ter wille te zijn om de fabricagefout te verhelpen of te compenseren. Als eerste dient er gekeken te worden naar mogelijkheden om het eventueel ontbrekende onderdeel nog na te leveren. Indien er niets ontbreekt maar het product wel een gebrek vertoont, zal herstel van het product in zicht komen. Wanneer herstel om welke reden dan ook geen optie is, zal vervanging kunnen volgen. 'Kunnen', omdat het gebrek soms niet voldoende is om algehele vervanging van een product te mogen vragen. U zou tot slot kunnen vragen om een vermindering van de prijs of kiezen om de overeenkomst te ontbinden en het product terug te geven. Verkopers vragen bij herstel of vervanging soms kosten voor loon, verzending, aflevering, materialen, gebruiksvergoeding en dergelijke kosten. Voor het verhelpen van een gebrek of vervanging geldt, in beginsel, dat er geen kosten aan u in rekening gebracht mogen worden. Als consument behoort u voor het geldend maken van uw rechten tijdig te klagen en heeft u van dat klagen naderhand ook de bewijslast. Het beste is uiteraard om direct na het ontdekken een email, fax of aangetekende brief te sturen waarin u een afspraak voorstelt en ontvangstbevestiging van de klacht vraagt. NS 01-03-2012 Lening Lening
Friendly Finance (hierna FF) is een organisatie die aan verstrekking van kleine kredieten doet. Zo had zij € 100,- uitgeleend aan een particulier. Per abuis stortte FF € 100,- teveel. De particulier kwam de leenovereenkomst stipt en netjes na en betaalde de € 100,- inclusief rente terug. FF wilde uiteraard het teveel betaalde ook terug zien. De particulier reageerde daar echter in het geheel niet op. FF liet haar vertegenwoordiger een procedure beginnen tegen de particulier om de € 100,- die FF onverschuldigd had betaald en de particulier derhalve zonder enige rechtsgrond hield. De vertegenwoordiger vorderde voor de rechter de € 100,- op basis van een leenovereenkomst inclusief incassokosten en rente. De particulier stelde en bewees zijn leenovereenkomst geheel na te zijn gekomen en stelde voorts geen tweede leenovereenkomst te zijn aangegaan. De vertegenwoordiger volhardde in zijn eisen en stellingen op basis van de leenovereenkomst. Het gevolg hiervan was dat FF helemaal niets kreeg, zelfs niet de € 100,- waarop FF recht had. De particulier had correct de vordering van FF bestreden. Er was geen tweede leenovereenkomst die FF recht gaf op de teveel gestorte € 100,- en de rechter kon op basis daarvan dan ook niet toewijzen. Indien FF simpelweg had gevorderd op basis van onverschuldigde betaling had men de hoofdsom wel ontvangen. Wellicht was gierigheid hier de oorzaak van het verlies. LJN: BW5052, Rechtbank Alkmaar, 384508 CV EXPL 11-4713 NS 02-06-2013 Incasso Incasso
De Wet Incassokosten en het Besluit Incassokosten ertoe geleid dat een standaard is verlaagd. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de twee WIK-brieven, mits correct volgens termijnen en dergelijke gehandeld, voldoende zijn om tot verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten. Het betreft namelijk een forfaitaire vergoeding waarvoor de wetgever uitdrukkelijk heeft gekozen, in de onderhavige zaak 641,- euro. Het Concept Rapport BGK-Integraal vermeldt in aanbeveling 2.3 dat het geen voorkeur verdient een 'aparte vergoeding' toe te kennen voor een 'enkele, eventueel herhaalde, minnelijke standaardaanmaning, zoals thans het systeem van de WIK/BIK voorschrijft'. Men vindt dat het sec gaat om vergoeding van schade, en dat het niet de bedoeling is dat er een verdienmodel op de BGK kan zijn gebaseerd. Het laatste woord is nog aan de Hoge Raad. ECLI:NL:GHARL:2013:6760 NS 24-09-2013 Rente bij incasso Rente bij incasso
De Hoge Raad heeft Desenco Interior teleurgesteld. Het gerechtshof had geoordeeld dat de wettelijke handelsrente gerekend mocht worden over de buitengerechtelijke kosten. Het ging om de rente over € 5.160,- en € 904,- bij een hoofdsom van € 339.102,40. De considerans van Richtlijn 2000/35/EG vermeldt dat 6:119a BW uitsluitend betrekking heeft op verplichtingen tot betaling van een geldsom uit handelsovereenkomsten. Daarom behoort de wettelijke rente voor niet-handelstransacties gerekend te worden over de buitengerechtelijke kosten conform 6:119 BW. Vindplaats: ECLI:NL:HR:2013:40 Rapport Voorwerk II bepaalde overigens in punt 13 het volgende: 'Expliciet bedongen rente over buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar vanaf de dag waarop deze kosten daadwerkelijk (door de schuldeiser) zijn betaald. Gevorderde wettelijke rente over buitengerechtelijk kosten als vermogensschade is toewijsbaar vanaf de dag der dagvaarding of zoveel eerder als de schuldenaar dienaangaande in gebreke is, een en ander voor zover deze kosten voordien daadwerkelijk zijn betaald.' Concept Rapport BGK-Integraal vermeldt in punt 7 'Als partijen niets zijn overeengekomen over vertragingsrente, kan de schuldeiser aanspraak maken op wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de buitengerechtelijke kosten. Gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten kan worden toegewezen vanaf de dag van de inleidende dagvaarding dan wel vanaf een eerdere dag op basis van het bepaalde in art. 6:74 BW jo art. 6:83 aanhef en sub b BW, voor zover de gestelde vermogensschade daadwerkelijk is geleden doordat de kosten ten laste van het vermogen van de schuldeiser zijn voldaan en/of gekomen.' NS 27-09-2013 Bezwaar en beroep Bezwaar en beroep
'Ik ben het niet eens met de beslissing van de gemeente dat mijn uitkering gewijzigd wordt. Wat nu?!' Een veelvoorkomende vraag is wat u kunt doen bij een besluit van een bestuursorgaan (deel van de overheid, bijvoorbeeld de gemeente, Belastingdienst en het UWV), waar u het niet mee eens bent. Voorbeelden van zulke besluiten kunnen zijn: het toekennen, wijzigen of stopzetten van een uitkering, aanslagen van gemeente- of rijksbelasting of een verkeersboete. Als u het niet eens bent met een besluit kunt u bijna altijd bezwaar maken. Bewaar maken kan bij het bestuursorgaan dat het besluit genomen heeft. Het bestuursorgaan is verplicht om informatie over de mogelijkheden voor bezwaar en beroep te verstrekken bij het besluit. Vaak staat dit op de achterkant van de brief of in een bijlage. Uw bezwaar tegen het besluit kunt u in een normale brief schrijven, dit wordt een bezwaarschrift genoemd. In dit bewaarschrift geeft u ook aan wat volgens u de uitkomst van het besluit had moeten zijn. Aan het maken van bezwaar zijn geen kosten verbonden en het kan zonder advocaat. Let op, dit moet binnen 6 weken! Als u te laat bent, is het besluit definitief en kunt u er in principe niet meer tegenin. Zorg altijd voor een bewijs van ontvangst of verstuur uw bezwaar aangetekend. Het bestuursorgaan kan het bezwaar gegrond of ongegrond verklaren. Als uw bezwaar is afgewezen, kunt u naar de rechter. Het bestuursorgaan is verplicht om informatie over het instellen van beroep op te nemen in de brief waarin uw bezwaar wordt afgewezen. Als u in beroep wilt, heeft u 6 weken om een beroepschrift in te dienen bij de rechter, met daarin de redenen waarom u het er niet mee eens bent dat het bestuursorgaan het bezwaar heeft afgewezen. De rechter zal ook aan het bestuursorgaan vragen om op papier te zetten waarom het bezwaar is afgewezen. Hierna volgt een mondelinge ronde bij de rechter waar u en het bestuursorgaan de standpunten nog een keer kunnen toelichten. De rechter kan tijdens deze ronde vragen stellen en zal daarna beslissen of het beroep terecht is ingediend. De rechter kan zelf een beslissing nemen die het oorspronkelijke besluit van het bestuursorgaan zal vervangen of hij kan het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen. Als de rechter vindt dat het beroep onterecht is ingesteld, is er hoger beroep mogelijk. Ook hierbij is een advocaat niet verplicht, maar de fasen van beroep en hoger beroep kosten u wel een bedrag aan 'griffierecht'. AIJ 10-03-2017 Bewindvoering Bewindvoering
In dit artikel zal in grote lijnen worden geschetst wat beschermingsbewind is. Het is belangrijk dat u weet waar u op kunt letten als u onder beschermingsbewind bent geplaatst of als u hier mogelijk in de toekomst mee te maken krijgt. Een beschermingsbewindvoerder beheert de financiële zaken van iemand die dat zelf niet kan. Vaak is dit het geval wanneer iemand problematische schulden heeft. Hoewel de bewindvoerder dus financiële beslissingen mag nemen, is het wel de bedoeling dat hij met de betrokken persoon blijft overleggen zolang dit mogelijk is. Een bewindvoerder neemt in principe alleen financiële en geen persoonlijke beslissingen. Dat zou de taak van een mentor zijn. Vanwege het nemen van de financiële beslissingen heeft de bewindvoerder wel indirect invloed op persoonlijke beslissingen. Als u financiële problemen heeft en hier zelf niet meer uit komt, kunt u bewind aanvragen. Dit kan door een formulier met de aanvraag te versturen naar de kantonrechter. Hierbij kunt u de hulp van een advocaat inroepen, maar u bent hiertoe niet verplicht. In principe kan iedere meerderjarige (die aan bepaalde eisen voldoet), uw bewindvoerder worden. Als u een specifieke persoon in gedachten heeft, zal de rechter hier vaak rekening mee houden. Als u uw bewindvoerder niet vertrouwt en de relatie niet met hem of haar samen kunt verbeteren, kunt u een zogenaamd ontslagverzoek indienen bij de kantonrechter. U dient dan toe te lichten wat er volgens u mis gaat en waarom u niet langer wilt dat de bewindvoerder over uw financiële zaken beslist. Vaak zal de rechter dan zowel met u als met de bewindvoerder willen spreken. Als de rechter het met u eens is, kan hij de bewindvoerder ontslaan. Ook bij deze procedure is het inschakelen van een advocaat niet verplicht, maar wel toegestaan. MV 03-04-2017 Vast uitzendcontract Vast uitzendcontract
Een vast contract als uitzendkracht? Dat duurt lang Een van de doelstellingen van het invoeren van de Wet Werk en Zekerheid te 1 juli 2015 was dat werknemers sneller van een tijdelijk arbeidsovereenkomst naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd moesten doorstromen. Om dit doel te bereiken is ervoor gekozen om de ketenregeling aan te passen. Er is voor gekozen om de werkgever driemaal achtereenvolgens een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met de werknemer overeen te laten komen. Echter de tijdsduur van twee jaren mag niet overstegen worden. Ook is de periode gelegen tussen het sluiten van arbeidsovereenkomsten, opgerekt naar zes maanden. Kort gezegd is de ketenregeling naar 3x2x6 gegaan. Ruim anderhalf jaar verder kan geconcludeerd worden, dat werknemers niet sneller doorstromen naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Veel werkgevers anticiperen op de aangepaste ketenregeling en hebben hun toevlucht gezocht in uitzendovereenkomsten. Dit is een andere tak van sport, waarbij ook naar de van toepassing verklaarde cao's gekeken moet worden. In de uitzendbranche gaat het dan om de ABU-Cao en de NBBU-Cao. Tussen beide Cao's zijn verschillen te vinden. Omdat de ABU-Cao op dit moment algemeen verbindend is verklaard, zal aan de hand van deze Cao gekeken worden wanneer een uitzendkracht recht heeft op een contract voor onbepaalde tijd. De Abu-Cao onderscheidt drie fases, waarin een uitzendkracht zich kan bevinden. Fase A, B en C. Allereerst bevindt de uitzendkracht zich in fase A. Deze duurt maximaal 78 weken. Het aantal gesloten uitzendovereenkomsten is hier niet van belang. Om te bepalen of aan het 78 weken criterium is voldaan, worden alleen de gewerkte weken meegeteld. Als er tussen de gewerkte weken een onderbreking van een periode van zes maanden zit, begint de telling opnieuw. Wanneer een uitzendovereenkomst na voltooiing van fase A wordt voortgezet, of binnen een periode van zes maanden na voltooiing van fase A een nieuwe uitzendovereenkomst met dezelfde uitzendovereenkomst wordt aangegaan, komt de uitzendkracht in fase B. In deze fase spreekt men meestal niet meer van een uitzendovereenkomst, maar van een detacheringsovereenkomst. Fase B duurt maximaal vier jaar. De uitzendkracht blijft zich bevinden in fase B, zolang de vier jaren nog niet zijn verstreken en/of er niet meer dan zes detacheringsovereenkomsten voor bepaalde tijd worden overeengekomen. De periode van vier jaren en het aantal detacheringsovereenkomsten wordt doorgeteld zolang er geen onderbreking van meer dan zes maanden tussen twee detacheringsovereenkomsten zit. Als er toch een onderbreking van meer dan zes maanden is, begint de teling van fase A opnieuw. De uitzendkracht is werkzaam in fase C zodra de detacheringsovereenkomst na voltooiing van fase B wordt voortgezet, of als binnen een periode van zes maanden na voltooiing van fase B een nieuwe detacheringsovereenkomst met dezelfde uitzendonderneming wordt aangegaan. Een detacheringsovereenkomst in fase C is er altijd een voor onbepaalde tijd. Gelet op het bovenstaande moet geconcludeerd worden dat het een wezenlijk verschil maakt of iemand werkzaam is op basis van een uitzendovereenkomst of een arbeidsovereenkomst. De werknemer kan als hij geluk heeft middels opvolgende arbeidsovereenkomsten na twee jaren voor onbepaalde tijd in dienst komen. Bij een uitzendkracht daarentegen, kan het zo zijn dat dat hij daar vijf en een half jaar op moet wachten. MvA 05-10-2017 De onrechtmatige daad De onrechtmatige daad
Artikel 162 van boek zes van het Burgerlijk Wetboek vertelt ons over de onrechtmatige daad, afgekort tot OD. Dit artikel bestaat uit drie onderdelen (leden) die ons inzicht geven in de voorwaarden voor een onrechtmatige daad. Karakteristiek voor de onrechtmatige daad is het arrest van de Hoge Raad in de zaak Lindenbaum/Cohen uit 1919 (!), dat nog steeds belangrijk is voor ons onrechtmatige daad-begrip. In deze zaak gaat het om Cohen en Lindenbaum, die allebei een drukkerij hebben in Amsterdam. Cohen koopt een werknemer van Lindenbaum om, om erachter te komen welke prijzen Lindenbaum hanteert bij zijn offertes. Lindenbaum komt hier achter en eist een schadevergoeding op grond van een onrechtmatige daad. De Hoge Raad oordeelde dat er in deze zaak: - Sprake was van onrechtmatigheid, er was namelijk schending van een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm (je hoort geen werknemer van een concurrent om te kopen); - Sprake was van toerekenbaarheid, nu Cohens gedrag hem toe te rekenen is; - Sprake was van causaliteit, omdat het omkopen door Cohen heeft geleid tot de schade bij Lindenbaum; - Sprake was van schade, omdat Cohen onder de prijs van Lindenbaum kon gaan zitten met zijn prijs, waardoor Lindenbaum minder klanten kreeg en dus schade leed. De uitkomst van deze uitspraak was dan ook dat er een onrechtmatige daad was, waardoor Lindenbaum recht had op schadevergoeding. LG 30-11-2017 |
Stichting Rechtswinkel Nissewaard © 2014 Markt 40, 3201CZ Spijkenisse |
|